Wanneer ik langs de trainingsvelden van FC Volendam rijd, zie ik daar twee jeugdelftallen trainen. Zo’n jongetje of twintig – het is nog vakantietijd – dat zich uit de naad werkt en dat doen met veel plezier. Dat stralen ze in ieder geval uit. Wat me verder opvalt, is dat er van de pak ‘em beet twintig jongens er twee hoogstens drie blank (wit of mindergekleurd, ik weet even niet meer wat gangbaar is) zijn. Of er tussen die drie jongens ook nog Volendammers zitten, kan ik even niet zo snel zien van een afstand. En iedereen mag vooral zelf weten wat hij daarvan vindt, ik vind het vooral opvallend. Zeker aangezien Volendam er altijd zo prat op gaat dat we veel talent uit eigen dorp hebben rondlopen.
Waar het door komt, daar heeft ook iedereen zijn eigen theorie over. De een zegt dat ze bij FC Volendam een bepaald percentage spelers van ‘buiten het Derde Klaphek’ moeten halen om in een zekere categorie te vallen bij de KNVB en dus aanspraak maken op een flink geldbedrag. Anderen zeggen weer dat de trainers een hekel hebben aan Volendammers en er gaan nog wel meer verhalen de ronde. Als je het mij vraagt, is het gewoon natuurlijke selectie. Mensen met een donkere huidskleur zijn nou eenmaal sneller, sterker en atletischer. Dat is geen mening of aanname, maar gewoon een feit. Je hoeft er maar een willekeurige sport (uitzonderingen daargelaten) op na te trekken en je ziet gewoon dat mensen met een donkere huidskleur uitblinken. Mag je ook van vinden wat je wil, maar het is gewoon zoals het is. De evolutie.
En wij ‘blanken’ (witten, mindergekleurden, HELP!) – en zeker ook de Volendammers – hebben het ook wel een beetje aan onszelf te danken. Sinds wij (Volendammers) aan land zijn gegaan is het – afgezien van een enkeling (De Loeges) – over met de stoere kerels en zijn we verworden dat verwende slappelingen. Sprak hij teder. Daarbij, waar het leven van de kinderen van buiten het ‘Derde Klaphek’ zich nog vooral buiten afspeelt en zij nog steeds urenlang te vinden zijn op de straatjes, pleintjes en Cruijff Courts, zitten die ‘van ons’ vooral urenlang achter de Playstation. De noodzaak – voorbeelden te over van kinderen die wel topsporter moesten worden om zichzelf en hun familie aan de armoede of oorlog te onttrekken – is er ook niet echt meer. Waar ze ook in Volendam vroeger nog échte armoede kenden, leeft bijna elk kind er tegenwoordig in ‘relatieve’ rijkdom. Ze hebben een dak boven hun hoofd, pa en/of ma zorgt wel dat het ze aan werkelijk niets ontbreekt en als ze geen topsporter worden, dan toch niet. Dan vinden ze wel iets anders waar ze hun geld mee verdienen.
Het komt dus uiteindelijk – in deze tijd – neer op intrinsieke motivatie en échte liefde voor het spelletje. En dan blijken ook de Volendammers geen supermensen, maar gewoon mensen van vlees en bloed en breken er uiteindelijk steeds minder echte toppers door, maar enkel degenen die er alles voor over hebben en hun hele leven er aan wijden. In ieder geval in de voetballerij. Al doen ‘we’ het nog steeds bovengemiddeld goed en percentagegewijs steken ‘we’ nog steeds met kop en schouders boven de rest van Nederland uit. Maar voor hoe lang nog, dat is de vraag…
Goeiemorgen jan ,vroeger warende boten van hout en de mannen van staal,er is zelfs make-up voor mannen,aan de andere kant,bij mijn zoon wonen asielzoekers,daar is voetbal graties voor,alle drie de jongens worden gehaald en gebracht ,voetbal schijnt een dure sport,en voor hun is alles graties